zondag 6 maart 2016

Bart

Er komt een melding van de GGD binnen. Het betreft een alleenstaande jongeman, zijn buren hebben geklaagd over stank waarop de GGD op onderzoek is uitgegaan. Meneer blijkt al geruime tijd niet te hebben huisgehouden, en de bende is zo groot dat ondersteuning nodig is. Aan de telefoon tref ik een vriendelijke man. Bart, heet íe. Ja hoor, prima als ik langs kom, de koffie zal klaar staan.

Op het afgesproken tijdstip sta ik voor de deur. De woning ziet er van buiten vervallen uit, slecht onderhouden kozijnen, een afgebladderde deur. De luxaflex is vies en vet, en zit dicht. De deurbel werkt niet. Ik klop een paar keer aan en rammel tevergeefs met de brievenbus. Ik voel weerstand om hier naar binnen te gaan. Al weet ik dat ik een volgende keer wel naar binnen moet, ik voel me nu ergens opgelucht dat het vandaag niet gaat lukken.
Later aan de telefoon is meneer verontwaardigd; hij was echt wel thuis, en waarom heb ik niet wat harder op deur en ramen gebonsd? Goed, we maken een nieuwe afspraak en ik denk er het mijne van. Een paar dagen later sta ik opnieuw voor de deur, met tegenzin, maar gevoelsmatig meer voorbereid op wat ik kan verwachten.
Ik haal diep adem en klop op het raam. De deur gaat wijd open en ik zie een vriendelijke, joviale man staan, van ongeveer mijn leeftijd. De hal is donker, maar ik zie genoeg, en ik moet uitkijken waar ik mijn voeten zet. Een betonnen vloer bezaaid met spullen, er liggen kranten, doeken, her en der oude keukenapparaten, rond slingerend gereedschap, overal uitgetrapte peuken, en inderdaad, het stinkt hier! Een vieze muffe lucht doet me grimassen. Ik kijk wat ongemakkelijk naar mijn gastheer, maar hij lijkt zich niet te genereren. We lopen door, de woonkamer in. Hier staan de lampen aan, eigenlijk het enige verschil met de hal, want de puinhoop is hier minstens zo groot. De eerste indruk van dit huis doet me denken aan een uitgewoond oude woning, achtergelaten door plunderaars. Op het eerste oog geen spullen van enige waarde. Tot ik verder naar binnen loop en geconfronteerd wordt met een enorm groot digitaal scherm, waar een hardcore pornoscene wordt afgespeeld. Fijn.. Geïntimideerd kijk ik achter me, naar mijn eventuele vluchtroute- altijd handig om te checken, en misschien zeker nu. Bart staat echter pal voor de deur, met een brede grijns op zijn gezicht. "Koffie?"

Eigenlijk heb ik al genoeg gezien, het lijkt mij geen overbodige luxe als hier, snel, wat hulp bij het huishouden wordt ingezet. Maar ja, daar is natuurlijk meer informatie voor nodig. De koffie sla ik af, wel zet meneer op mijn verzoek zijn bioscoop uit. Of in elk geval de film, want er blijven voortdurend chat-berichtjes op het scherm verschijnen, met verzoekjes van verschillende dames tot het maken van contact. Ze zouden eigenlijk ook eerst even op de koffie moeten komen, denk ik besmuikt.

Ik ontdek een bank, schuif er wat spullen vanaf en ga op een puntje zitten. Bart volgt mijn voorbeeld en komt erbij. Ik voel me inmiddels gek genoeg op mijn gemak in deze vreemde situatie. Bart stelt zich afwachtend op, en kijkt me vragend aan. Ik merk aan zijn houding dat ik de leiding krijg over het komende gesprek en acht me daardoor veilig.

Ik kijk uit op de achtertuin die ook helemaal vol staat met allerlei spullen. Oud meubilair, fietsen, kratten bier, een echte puinhoop. Wat naar om zo te leven. Ik merk bij Bart nog steeds geen schaamte of ongemak voor zijn situatie. Hij geeft gemakkelijk antwoord op mijn vragen. Hij woont al zijn hele leven in dit huis, eerst samen met zijn ouders en zijn broer, na het overlijden van pa en vertrek van de oudste zoon bleef Bart achter. Zijn moeder heeft tot het laatst voor Bart gezorgd, maar is daarbij 'vergeten' om Bart aan te leren hoe hij het alleen zou kunnen redden. Lagere school niet afgemaakt, ooit gewerkt ergens in de bouw, en na een ruzie op het werk nu alweer een hele tijd thuis. Bart lijkt niet echt problemen te hebben met zijn situatie, maar geeft wel aan dat hij het vervelend vind dat zijn buren last van hem hebben. Ik vraag tot in detail op zijn situatie door en Bart vertelt. Hij vindt dat hij het wel red allemaal. Hij heeft een vriendin in Rotterdam die hij af en toe bezoekt, als hij tenminste geld heeft voor de trein. Dat maakt hem vrolijk. Voor de rest vindt hij het wel best. Hij snapt dat het handig is als hij hulp krijgt, zodat de puinhopen in zijn huis aangepakt kunnen worden. Misschien kan hij dan ook leren hoe de wasmachine werkt, want hij is eigenlijk al heel lang door z'n schonen spullen heen, bekend hij schoorvoetend. En eigenlijk zou hij ook best wel graag wat meer mensen willen leren kennen. Voelt zich vaak hartstikke eenzaam. Mist zijn moeder ook nog iedere dag. Het is ineens goed te merken dat Bart wel degelijk last heeft van de bende thuis, en wellicht ook in zijn hoofd.

Na 2 uur praten en verwonderen stap ik op. Bart lijkt opgelucht dat hij zijn verhaal kwijt is, en ik ben opgelucht dat ik Bart heb gesproken. Dat het na mijn weerstand en ongemak gelukt is om met een open blik naar Bart te luisteren. Ik kan me voorstellen dat het voor mensen echt naar kan zijn om Bart als buurman te hebben. De stank vanuit zijn woning, de afgeladen tuin vol met puin, de pornobeelden die hij niet voor zichzelf houdt.. Het zal lastig zijn om hem niet te veroordelen en hem uit de weg te gaan.

Goed dat de buren uiteindelijk een melding gedaan hebben ergens. Voor Bart ga ik bij verschillende instanties contacten leggen. Hij lijkt open te staan voor van alles, en wie weet hoe zijn leven er over een jaar weer uitziet. Een opgeruimd huis, structuur en nieuwe contacten door bijvoorbeeld een leer-werktraject in de buurt. Ik gun het hem.

De President

Donderdagochtend en tijd voor een huisbezoek. Mijn collega heeft me gevraagd om met haar mee te gaan. Het ingevulde aanvraagformulier zit onder de ondefinieerbare vlekken en is van voor tot achter ingevuld met nauwelijks leesbare hanenpoten. De betreffende meneer vraagt in grote letters om hulp omdat hij in een zwijnenstal zou wonen. In al die jaren heeft mijn collega me nog niet eerder meegevraagd, maar ze heeft nu een onbestemd gevoel. Ze voelt zich veiliger als ik met haar meega.

Samen fietsen we naar de mooiste gracht van Haarlem. Ik voel me altijd bevoorrecht als ik hier ergens een mooie villa mag betreden, maar vandaag zal het waarschijnlijk geen villa worden. Aan de gracht blijken ook appartementen verhuurd te worden. Een grote deur met tig naambordjes. Na ons aanbellen klinkt er een zoem en we duwen de zware deur open. Blijven dan even op de drempel staan om ons te oriënteren. We zien een lange donkere gang, vol dozen en troep. De benummering van de appartementen is niet te vinden en we besluiten eerst de linkerhelft van de gang te doorlopen. Het is er donker en het stinkt. Ik loop achter mijn collega aan, en vind het wel eens fijn om niet de leiding te hebben tijdens het komende, ongetwijfeld bijzondere, gesprek. Ben benieuwd waar we terecht komen. We gaan de deuren af maar komen het juiste nummer niet tegen. Dan horen we geroep achter ons en er slaat een deur hard dicht.

"Hee kuttekoppen!! Hierheen, de andere kant op!" Achter ons staat een man, zwarte kleding en een zwart punkkapsel, tegen ons te tieren. Waarschijnlijk omdat we met z'n tweeën zijn voel ik me geen moment onveilig, maar besef dat ik op mijn hoede moet blijven. "Jezus wat een kuttekoppen zeg! Ik roep jullie toch? Ik woon aan de andere kant!" "Ook goedemiddag" begroet ik de man, en zie  dat hij tegen de deurpost staat uit te hijgen van zijn actie. Hij blijkt de trap afgerend te zijn om ons  te onthalen, en moet daar duidelijk fysiek van bijkomen. Stemkracht heeft hij in elk geval nog genoeg. Mijn collega wijst hem terecht en verteld dat we op deze manier niet wensen te worden aangesproken. Hij moppert nog even door en gaat ons voor naar zijn appartement. Hij duwt een deur op een kier, en ik zie dat het bij hem binnen zo mogelijk nog donkerder is dan in de gang. We banen ons langs allerlei spullen een weg naar de woonkamer. Er zit al bezoek, zijn contactpersoon van de instelling voor verslavingszorg, de brijder, is ook gekomen. Ze geeft ons een hand en een knipoog en constateert dat de "president" ons gevonden heeft. De president ploft neer in een hoek van de kamer en bromt dat hij geen zitplek meer voor ons heeft. De andere dame zit op het bed, en ik besluit het nachtkastje vrij te maken om te kunnen zitten. Ik schuif een asbak en een stapel boeken aan de kant en bedenk me dat ik mijn kleding vanavond meteen in de was zal gooien. Het is hier stoffig, plakkerig, donker, vies en het stinkt. Er staan allerlei dierenkooien, de meeste lijken onbewoond, maar vlak naast me blijkt een rat te wonen. Ondanks de winter vliegen er fruitvliegjes rond. Ik heb echt geen smetvrees, maar durf zelfs mijn jas en tas niet op de grond te zetten hier.

Mijn collega duwt een berg kleding van de bank en neemt plaats. Ze kijkt om zich heen naar de bende en slaakt een diepe zucht. De president roept nog eens wat een kuttekoppen wij zijn en schiet dan in de lach. "Maar je ziet er wel schattig uit, hoor!" lacht ie naar mijn collega. Het ijs is gebroken. Mijn collega benoemt de troep waarin de president leeft en vraagt zich af hoe dit zo gekomen is. De president vertelt met horten en stoten zijn verhaal, over zijn jeugd vol verwaarlozing, zijn moeder die de zorg niet aankon en regelmatig in het gesticht verdween. Oma die het gelukkig vaak overnam, maar die door eigen emotionele problematiek ook de heftige jongen vaak niet kon geven wat hij nodig had, liefde, begrenzing, structuur. De ongezonde keuzes die de president later zelf maakte, uitvluchten zocht in drugs en drank, en allerlei manieren vond om dit te kunnen betalen. Mijn collega luistert en moedigt aan om te praten. Ze oordeelt niet en ik zie hoe ze met mededogen de nare verhalen in zich op neemt. De mevrouw van de brijder en ik zitten eerste rang in dit intieme, ontroerende gesprek. De president vertelt en vertelt, hij moet soms huilen maar maakt dan weer een relativerende grap. Met hulp van de brijder is hij sinds een tijdje van zijn verslavingen af. Afgezien van Methadon en een jointje af en toe, maar dat is in elk geval op legale wijze te bekostigen. De methadon haalt hij wekelijks bij de brijder, en daar zit een probleem. Hij heeft zijn longen stuk gerookt en kan de paar honderd meter naar de bushalte niet meer lopen. Naar een arts voor een longtest wil hij niet. Zijn moeder kreeg een longaandoening en kon uiteindelijk niets meer, behalve zelfmoord plegen toen ze het leven niet meer zag zitten...
De president is door deze heftige actie van zijn moeder te bang geworden voor een slechte uitslag van een longonderzoek, en gaat sindsdien alle artsen uit de weg.
Wanneer mijn collega hierop doorgaat en aangeeft dat er na een onderzoek wellicht ook een behandeling plaats kan vinden, zegt de president dan toch een afspraak bij zijn huisarts te zullen gaan maken.

Mijn collega vertelt over de mogelijkheden van een pasje voor de regiotaxi, die hem aan huis kan komen ophalen. Misschien kan hij dan zelfs zijn broer weer eens bezoeken, die in Amsterdam woont! Hij veert op van het idee. Hij heeft zijn broer al zo lang niet gezien, hier in dit vieze huis zal hij hem echt niet uit nodigen. Zijn rat was waarschijnlijk zijn enige vriend de afgelopen jaren. Maar stel je nou voor, dat er mensen komen die hem helpen om de hele klerezooi hier uit te zoeken en weg te gooien! En dat er af en toe iemand komt om schoon te maken! Dan wil hij graag proberen om de rest weer zelf bij te houden.

Nu weet hij niet waar hij zou moeten beginnen, en ik moet hem nageven, ik ook niet. Ja, snel alle ramen open gooien, maar hoe dan verder? Hier is een schoonmaakteam nodig. Als die de boel weer een beetje aan kant hebben gaat mijn collega verder in gesprek met de president om te kijken hoe hij zijn plekje in de maatschappij weer terug kan winnen. Mij heeft ze daarbij niet nodig, de president maakt graag kabaal, maar hij heeft zijn hart op de goede plaats.

Mevrouw M.

Een aanvraag voor hulp bij het huishouden voor mevrouw M. 50 jaar. Ingediend door haar zoon. Op het aanvraagformulier heeft hij in hanepoten geschreven dat zijn moeder zo'n hoofdpijn heeft en duizelig is tijdens het stofzuigen.
Tja, wie krijgt er geen hoofdpijn van stofzuigen- schiet er door me heen als ik het lees, en meteen geef ik mezelf voor deze gedachte op mijn kop.
Ik bel mevrouw op om een afspraak te maken. Ze bevestigt al mijn vragen met een zacht "ja" maar ik vraag me af of ze me inderdaad goed begrepen heeft. Op de kopie van haar paspoort zie ik dat ze uit Afghanistan komt en nog maar een paar jaar in Nederland woont.

Op de afgesproken tijd sta ik voor de deur van haar flatwoning. Een kleine dame in joggingpak en met haar haren in een lange staart doet open en laat mij schuchter binnen.

Ik ben altijd benieuwd in wat voor sfeer ik terecht kom, sommige mensen stellen zich dominant en "in control" op, wellicht om te kunnen krijgen wat ze nodig denken te hebben. Andere mensen zijn nerveus of gespannen over het komende gesprek, omdat ze zich ervan bewust zijn dat ze zich behoorlijk bloot moeten geven, voor een voorziening die ze waarschijnlijk liever niet nodig hadden gehad.

Deze dame stelt zich afwachtend en timide op, ik loop zelf maar door naar de woonkamer. Daar aangekomen valt me op dat het in de woning erg warm is, en leeg. Ik zie geen persoonlijke snuisterijen. Een simpele hoekbank, een tafel en 2 stoelen. Niets aan de muur, niets op de vensterbank. De woning is schoon. Mevrouw gaat zwijgend naast me zitten op de bank en ik pak haar aanvraagformulier erbij. Ik vertel iets over de afdeling waar ik werk en waarom ik bij haar op bezoek ben. Mevrouw geeft zo goed mogelijk antwoord op haar vragen. Ze heeft moeite om de juiste woorden te vinden "sorry, ik denk in mijn taal" ver-excuseert ze zich regelmatig. Ze spreekt zacht en geeft korte antwoorden, het kost mij moeite om haar te laten vertellen. "Ik pijn" zegt ze en wijst op verschillende plekken in haar lichaam. Ze komt niet bij artsen, maar is wel bij de fysio geweest, tot haar verzekering dat niet meer vergoedde. De huisarts kan niets voor haar doen "hij kan niet bij mij komen". Het is mij niet duidelijk wat haar mankeert. Uiteindelijk pakt ze op mijn vraag naar medicatie-gebruik een tas van de apotheek, waaruit ik de doosjes haal en zie dat ze behalve hartmedicatie en pijnstillers ook een tablet tegen stemmingsstoornissen gebruikt. Ze blijkt onder behandeling te zijn geweest van de GGZ en vond het fijn om in het ziekenhuis in groepsverband te schilderen, te praten en bewegingsoefeningen te doen. Ze laat een lach zien, haar eerste, terwijl ze erover praat. Sinds maanden gaat ze niet meer. Ze heeft overal pijn en is duizelig en is bang om buiten te vallen. Nu zit ze thuis. Douchen durft ze niet meer, na een uitglijer in de badkamer. Haar rug afdrogen lukt haar trouwens toch ook niet. Slapen doet ze nauwelijks, door haar gepieker over verleden en toekomst.
Ze zit thuis, in haar opgeruimde maar ongezellige huisje, alleen met haar pijn.

Gelukkig heeft ze een zoon. Hij komt een paar keer per week langs en brengt dan wat boodschappen. Hij is degene die haar huisje schoon houdt en een praatje met haar maakt. Hij blijkt depressief te zijn, en net zo eenzaam als zijn moeder. Ze zijn gevlucht uit hun land van herkomst- wie weet hoe hun verleden eruit ziet. Mevrouw weet wel wie haar buurvrouw is, maar heeft haar nog nooit gesproken. Daarvoor is ze te onzeker, over zichzelf en over haar Nederlandse taal. Verdere buren kent ze niet. Mevrouw staart naar de grond. Ik voel haar eenzaamheid en besef me weer dat onze mooie stad, met al zijn leuke winkels, musea en uitgaansgelegenheden, waarop de inwoners en bezoekers zo trots zijn, ook zoveel bewoners heeft die hier geen idee van hebben. Voor wie winkelen en uitgaan tot een laatste levensbehoefte hoort, voor wie hun dag een gouden randje kan krijgen doordat iemand anders interesse in ze toont.

Na anderhalf uur ga ik bij mevrouw weg. Bij het weggaan moet ze huilen, ze lijkt ineens wanhopig. Ze vertelt dat ze nog zo jong is, maar zich al zo oud voelt. Ze wil ook iets voor een ander kunnen doen, net als ik. Ze houdt mijn handen vast en even voelt het alsof ze me op deze manier wat langer in haar leven wil houden. Het ontroert me.

Ik ga mijn best doen om voor deze mevrouw wat voorzieningen te treffen en vooral contacten te leggen, zodat ze de kans krijgt om zich wat veiliger te voelen, thuis en op straat.