zondag 6 maart 2016

Mevrouw M.

Een aanvraag voor hulp bij het huishouden voor mevrouw M. 50 jaar. Ingediend door haar zoon. Op het aanvraagformulier heeft hij in hanepoten geschreven dat zijn moeder zo'n hoofdpijn heeft en duizelig is tijdens het stofzuigen.
Tja, wie krijgt er geen hoofdpijn van stofzuigen- schiet er door me heen als ik het lees, en meteen geef ik mezelf voor deze gedachte op mijn kop.
Ik bel mevrouw op om een afspraak te maken. Ze bevestigt al mijn vragen met een zacht "ja" maar ik vraag me af of ze me inderdaad goed begrepen heeft. Op de kopie van haar paspoort zie ik dat ze uit Afghanistan komt en nog maar een paar jaar in Nederland woont.

Op de afgesproken tijd sta ik voor de deur van haar flatwoning. Een kleine dame in joggingpak en met haar haren in een lange staart doet open en laat mij schuchter binnen.

Ik ben altijd benieuwd in wat voor sfeer ik terecht kom, sommige mensen stellen zich dominant en "in control" op, wellicht om te kunnen krijgen wat ze nodig denken te hebben. Andere mensen zijn nerveus of gespannen over het komende gesprek, omdat ze zich ervan bewust zijn dat ze zich behoorlijk bloot moeten geven, voor een voorziening die ze waarschijnlijk liever niet nodig hadden gehad.

Deze dame stelt zich afwachtend en timide op, ik loop zelf maar door naar de woonkamer. Daar aangekomen valt me op dat het in de woning erg warm is, en leeg. Ik zie geen persoonlijke snuisterijen. Een simpele hoekbank, een tafel en 2 stoelen. Niets aan de muur, niets op de vensterbank. De woning is schoon. Mevrouw gaat zwijgend naast me zitten op de bank en ik pak haar aanvraagformulier erbij. Ik vertel iets over de afdeling waar ik werk en waarom ik bij haar op bezoek ben. Mevrouw geeft zo goed mogelijk antwoord op haar vragen. Ze heeft moeite om de juiste woorden te vinden "sorry, ik denk in mijn taal" ver-excuseert ze zich regelmatig. Ze spreekt zacht en geeft korte antwoorden, het kost mij moeite om haar te laten vertellen. "Ik pijn" zegt ze en wijst op verschillende plekken in haar lichaam. Ze komt niet bij artsen, maar is wel bij de fysio geweest, tot haar verzekering dat niet meer vergoedde. De huisarts kan niets voor haar doen "hij kan niet bij mij komen". Het is mij niet duidelijk wat haar mankeert. Uiteindelijk pakt ze op mijn vraag naar medicatie-gebruik een tas van de apotheek, waaruit ik de doosjes haal en zie dat ze behalve hartmedicatie en pijnstillers ook een tablet tegen stemmingsstoornissen gebruikt. Ze blijkt onder behandeling te zijn geweest van de GGZ en vond het fijn om in het ziekenhuis in groepsverband te schilderen, te praten en bewegingsoefeningen te doen. Ze laat een lach zien, haar eerste, terwijl ze erover praat. Sinds maanden gaat ze niet meer. Ze heeft overal pijn en is duizelig en is bang om buiten te vallen. Nu zit ze thuis. Douchen durft ze niet meer, na een uitglijer in de badkamer. Haar rug afdrogen lukt haar trouwens toch ook niet. Slapen doet ze nauwelijks, door haar gepieker over verleden en toekomst.
Ze zit thuis, in haar opgeruimde maar ongezellige huisje, alleen met haar pijn.

Gelukkig heeft ze een zoon. Hij komt een paar keer per week langs en brengt dan wat boodschappen. Hij is degene die haar huisje schoon houdt en een praatje met haar maakt. Hij blijkt depressief te zijn, en net zo eenzaam als zijn moeder. Ze zijn gevlucht uit hun land van herkomst- wie weet hoe hun verleden eruit ziet. Mevrouw weet wel wie haar buurvrouw is, maar heeft haar nog nooit gesproken. Daarvoor is ze te onzeker, over zichzelf en over haar Nederlandse taal. Verdere buren kent ze niet. Mevrouw staart naar de grond. Ik voel haar eenzaamheid en besef me weer dat onze mooie stad, met al zijn leuke winkels, musea en uitgaansgelegenheden, waarop de inwoners en bezoekers zo trots zijn, ook zoveel bewoners heeft die hier geen idee van hebben. Voor wie winkelen en uitgaan tot een laatste levensbehoefte hoort, voor wie hun dag een gouden randje kan krijgen doordat iemand anders interesse in ze toont.

Na anderhalf uur ga ik bij mevrouw weg. Bij het weggaan moet ze huilen, ze lijkt ineens wanhopig. Ze vertelt dat ze nog zo jong is, maar zich al zo oud voelt. Ze wil ook iets voor een ander kunnen doen, net als ik. Ze houdt mijn handen vast en even voelt het alsof ze me op deze manier wat langer in haar leven wil houden. Het ontroert me.

Ik ga mijn best doen om voor deze mevrouw wat voorzieningen te treffen en vooral contacten te leggen, zodat ze de kans krijgt om zich wat veiliger te voelen, thuis en op straat.